Een onderneming houdt zich bezig met het ontwikkelen van een nieuwe reddingsboot en het verbeteren van de prestaties van bestaande reddingsboten. Zij doet voor deze werkzaamheden een S&O-aanvraag. Na een controle wordt de S&O-verklaring door de minister van Klimaat en Groene Groei volledig gecorrigeerd naar nihil. De onderneming is het hier niet mee eens en stapt naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). 

Het CBb oordeelt dat de minister in het correctiebesluit per project voldoende gemotiveerd uiteen heeft gezet dat de verstrekte stukken geen inzicht geven in de aard, inhoud en voortgang van de werkzaamheden in de aangevraagde periode. De minister heeft met verwijzing naar die stukken toegelicht dat daaruit niet op eenvoudige wijze blijkt welke S&O-werkzaamheden zelf werden uitgevoerd en welke werkzaamheden werden uitbesteed aan derden. Daarnaast blijkt niet aan welke oplossingsrichtingen is gewerkt, wat de voortgang daarvan is en of er is gewerkt aan het oplossen van technische knelpunten. Ook het beroep van de onderneming op het vertrouwensbeginsel, motiveringsbeginsel, evenredigheidsbeginsel en gelijkheidsbeginsel slaagt niet. 

Het CBb ziet geen aanleiding om het standpunt van de minister voor onjuist te houden en verklaart het beroep ongegrond.