Fiscale partners met meerdere woningen kunnen de eigenwoningregeling van de inkomstenbelasting op slechts één woning toepassen. Wanneer zij meerdere woningen hebben, die als eigen woning kunnen kwalificeren, dienen zij één van die woningen als hoofdverblijf aan te wijzen. De andere woning(en) vallen dan in box 3 van de inkomstenbelasting.

Een stel met een latrelatie is door het aangaan van een geregistreerd partnerschap elkaars fiscale partner geworden. Zij hebben de woning van een van de partners aangewezen als hoofdverblijf en de andere woning met de daarop rustende schuld in box 3 opgenomen. De partners menen dat de bepaling in de Wet IB 2001 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, het recht op familie- en gezinsleven en het recht op eigendom.

Volgens de rechtbank doet zich een schending van het gelijkheidsbeginsel alleen voor als gelijke gevallen ongelijk worden behandeld en daarvoor geen redelijke en objectieve rechtvaardiging bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van gelijke gevallen. Personen met een latrelatie, die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, zijn juridisch niet gelijk aan personen met een latrelatie, die geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. Het aangaan van een geregistreerd partnerschap heeft civielrechtelijke consequenties, die het hebben van enkel een latrelatie niet heeft.

De rechtbank is verder van oordeel dat zich geen inmenging in de uitoefening van het privé-, familie- en gezinsleven voordoet door de wetsbepaling. De bepaling en de daaruit voortvloeiende financiële gevolgen maken het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap niet onmogelijk.

Een schending van het recht op eigendom, omdat sprake zou zijn van een individuele en buitensporige last, doet zich gezien het gezamenlijke inkomen en beschikbare liquide middelen van de partners niet voor. De rechtbank wijst erop dat de eigen woning vrij is van hypotheek. De partners worden geacht de box-3-heffing te kunnen betalen zonder in financiële nood te geraken.