Een bv beheert ongeveer 176 woningen. Haar dga is al sinds 1989 statutair bestuurder en houdt indirect alle aandelen. Naast de dga heeft de bv twee andere werknemers in dienst. Voor de jaren 2018 tot en met 2022 neemt de bv een loon van € 10.386 voor de dga in aanmerking. Gedurende deze jaren staan er diverse auto's, waaronder een Mercedes en twee Mini Coopers, op de balans van de bv. De bv past geen bijtelling voor privégebruik van de auto’s toe voor haar werknemers.
De inspecteur stelt dat het gebruikelijk loon van de dga te laag is vastgesteld. Hij baseert zich op een vergelijking met de bezoldiging van een bestuurder van een woningcorporatie. De inspecteur neemt hierbij een gebruikelijk loon in aanmerking dat varieert van € 73.500 in 2018 tot € 85.250 in 2022. Daarnaast corrigeert de inspecteur de loonheffing met een bijtelling voor het privégebruik van de Mini Coopers. Voor de Mercedes laat de inspecteur de bijtelling later vallen. De bv betoogt dat de functie van de dga niet vergelijkbaar is met die van een directeur van een woningbouwcorporatie, onder meer vanwege het kleinere aantal woningen, minder personeel en een minder zware functie. De bv stelt ook dat de dga maar één dag per week werkt.
De rechtbank oordeelt dat de functie van een bestuurder van een woningcorporatie de meest vergelijkbare dienstbetrekking is. De inspecteur heeft een afslag van 25% toegepast, wat voldoende rekening houdt met de verschillen. De bv slaagt er niet in om aannemelijk te maken dat de dga slechts 20% werkt en dat er aanvullende kortingen moeten worden toegepast. De rechtbank acht het door de bv opgegeven loon niet passend bij de functie van de dga. Omdat geen van beide partijen volledig aan de bewijslast voldoet, stelt de rechtbank het gebruikelijk loon vast op de wettelijke normbedragen, variërend van € 45.000 in 2018 tot € 48.000 in 2022. Een deeltijdfactor wordt hierop niet toegepast. Voor de Mini Coopers staat vast dat een bijtelling voor privégebruik wel had moeten plaatsvinden.
Stel een vraag: