Tot 1 januari 2025 konden uit het buitenland aangeworven werknemers, die gebruikmaakten van de 30%-regeling, ervoor kiezen om voor box 2 en 3 van de inkomstenbelasting als buitenlands belastingplichtig te worden behandeld. In box 2 wordt het inkomen uit aanmerkelijk belang belast. Daartoe behoren de voordelen, die worden behaald bij de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen. Het einde van de binnenlandse belastingplicht door een andere oorzaak dan het overlijden van de belastingplichtige is een fictieve vervreemding van een aanmerkelijk belang. In een dergelijk geval wordt een conserverende aanslag opgelegd over de meerwaarde van de aandelen.
De vraag in een procedure voor Hof Amsterdam was of dat ook geldt voor een partieel buitenlands belastingplichtige. In de wetsgeschiedenis is over de gevolgen van de fictieve vervreemding van een aanmerkelijk belang opgemerkt dat deze bepaling niet geldt bij partiële buitenlandse belastingplicht. Eerder in de procedure oordeelde de rechtbank dat de emigratie van een partieel buitenlands belastingplichtige niet leidt tot een fictieve vervreemding van het aanmerkelijk belang van de emigrant.
Het hof ziet argumenten vóór en tegen het in aanmerking nemen van een fictief vervreemdingsmoment en wijst erop dat er geen jurisprudentie van de Hoge Raad is over dit onderwerp. Wel heeft de Hoge Raad over partiële buitenlandse belastingplicht in andere situaties geoordeeld. Uit deze jurisprudentie leidt het hof af dat een belastingplichtige, die heeft gekozen voor partiële buitenlandse belastingplicht, ter zake van de box 2-heffing in alle opzichten als buitenlands belastingplichtige dient te worden beschouwd. Dat heeft tot gevolg dat in een dergelijk geval geen conserverende aanslag bij emigratie kan worden opgelegd.
Stel een vraag: