Een in de vorm van een bv gedreven stoeterij houdt zich bezig met de handel in en het fokken van paarden. De bv lijdt verlies en wordt overgenomen. Na de overname worden de activiteiten voortgezet, maar met een nieuwe voorraad paarden. De oude paarden zijn verkocht aan de voormalige aandeelhouder. De nieuwe aandeelhouder weet van de stoeterij weer een winstgevend bedrijf te maken. Hij wil de verliezen uit de tijd van de vorige aandeelhouder verrekenen met deze winst.
De inspecteur accepteert de verliesverrekening niet, omdat de stoeterij niet slaagt voor de inkrimpingstoets en de voortzettingstoets. De inkrimpingstoets faalt omdat de omzet en de waarde van de bezittingen significant zijn afgenomen ten opzichte van het oudste verliesjaar. De voortzettingstoets faalt omdat de winst na de verkoop van de aandelen wordt behaald met nieuwe paarden en niet met de oude voorraad.
In cassatie stelt de stoeterij dat de voortzettingstoets verkeerd is toegepast door te focussen op de activa (de paarden) in plaats van de activiteiten (de paardenhandel). Daarnaast betoogt zij dat de inkrimpingstoets verkeerd is toegepast door de balanspost 'aanwas paarden' niet tot de omzet te rekenen.
De Advocaat-generaal bij de Hoge Raad (AG) komt tot de conclusie dat de wetgever dit soort situaties heeft willen uitsluiten van verliesverrekening. De activiteiten na de overname zijn weliswaar vergelijkbaar, maar de winst wordt behaald met nieuwe activa. Ook de inkrimpingstoets is volgens de AG juist toegepast. De post 'aanwas paarden' vertegenwoordigt geen feitelijke omzet uit werkzaamheden.
Stel een vraag: