Het ministerie van Financiën heeft de fiscale regeling partneralimentatie geëvalueerd. In de evaluatie ligt de focus op doeltreffendheid en doelmatigheid, op de naleving door belastingplichtigen en op de uitvoering en handhaving door de Belastingdienst. De scope van de evaluatie is gefocust op de fiscale regeling partneralimentatie en niet op de partneralimentatie zelf. De regeling, die sinds 1838 bestaat en diverse hervormingen heeft ondergaan, stelt alimentatiebetalers in staat om betaalde partneralimentatie af te trekken van hun belastbaar inkomen, terwijl alimentatieontvangers belasting betalen over de ontvangen alimentatie.
Uit de evaluatie blijkt dat de regeling doeltreffend is in het tot uiting laten komen van het draagkrachtbeginsel, een fundamenteel principe van het Nederlandse belastingstelsel. Niet-gebruik door alimentatiebetalers kan de doeltreffendheid verminderen, maar de exacte impact hiervan is moeilijk te bepalen. De regeling is ook doelmatig, met een relatief klein budgettair beslag dat de komende jaren verder zal dalen door de verkorting van de standaardperiode van partneralimentatie van twaalf naar vijf jaar.
De naleving van de regeling door belastingplichtigen is echter complex, vooral bij het opgeven van woongenot en hypotheekrente, tussentijdse bijstellingen van alimentatie, en de doorwerking op inkomensafhankelijke regelingen. Deze complexiteit vergroot de kans op fouten en discrepanties tussen wat alimentatiebetalers en -ontvangers aangeven. Voor de Belastingdienst is de regeling lastig handhaafbaar, mede door het ontbreken van contra-informatie en de noodzaak tot handmatige controle van aangiften. Desondanks blijft de regeling noodzakelijk om het draagkrachtbeginsel in de inkomstenbelasting te waarborgen.
Stel een vraag: