Een vloerenlegger krijgt, sinds hij arbeidsongeschikt is, een periodieke uitkering van ‘Zelfstandigverzekerd’. Hij neemt de uitkering op in zijn aangifte inkomstenbelasting, maar geeft aan dat deze niet belast is. De inspecteur is van mening dat de uitkering tot het belastbare inkomen uit werk en woning behoort.

De rechtbank leidt uit de polisvoorwaarden af dat de verzekering is bedoeld als een vorm van inkomensvoorziening voor het geval de vloerenlegger arbeidsongeschikt zou raken. Dat in de polisvoorwaarden een relatie wordt gelegd tussen de uitkering en het voorheen door belanghebbende uitgeoefende beroep maakt dat oordeel niet anders. Het oordeel wijzigt evenmin door het gegeven dat belanghebbende niet arbeidsongeschikt is voor andere werkzaamheden. 

De vloerenlegger draagt bij de rechter ook nog aan dat Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in een eerdere zaak oordeelde dat een vergoeding van schade wegens verlies van arbeidsvermogen buiten de inkomenssfeer ligt en daarmee onbelast is. De vloerenlegger meent dat de uitkering die hij ontvangt ook als een zodanige schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank volgt hem niet in deze stelling. Aan de uitkering van de belastingplichtige in die eerdere zaak lag immers een vergoeding van geleden schade ten grondslag, waarvoor een derde aansprakelijk was. In de zaak van de vloerenlegger gaat het om een uitkering uit een door hem zelf afgesloten verzekering die voo