Een Nederlander heeft een vakantiewoning in Spanje. De woning heeft een waarde van € 80.000, waarvan hij € 52.893 aan zichzelf toerekent in zijn aangifte inkomstenbelasting. Gelet op het verdrag met Spanje moet aan hem een vrijstelling worden verleend voor de inkomsten die betrekking hebben op de woning in Spanje. De vrijstelling heeft de vorm van een vermindering op de verschuldigde inkomstenbelasting.
De Nederlander stelt dat de inspecteur en later de rechtbank een te lage vermindering hebben berekend. Het gerechtshof licht de voorkomingsbreuk toe en vermindert de aanslag. Zij baseert zich hierbij op een besluit van de staatssecretaris van Financiën. Dit bepaalt dat bij verdragen met een autonome regeling aansluiting wordt gezocht bij de voorkomingstechniek uit het Bvdb 2001. Op deze wijze ontstaat een juiste koppeling tussen de belastingheffing over de buitenlandse inkomsten en de bepaling van de vermindering. Dit houdt in dat ook bij de verdragen met een autonome regeling de vermindering volgens de vrijstellingsmethode per inkomensbox plaatsvindt, waarbij elke box zijn eigen grondslag en tarief kent.
Het hof bepaalt dat de vermindering als volgt berekend moet worden:
V = FRbtl x (IBbox 3 / NI)
Hierbij geldt:
V = de vermindering;
FRbtl = het forfaitaire rendement van de bezittingen in het buitenland;
IBbox 3 = de inkomstenbelasting die over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen na toepassing van de Wet rechtsherstel box 3, maar vóór de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting verschuldigd zou zijn; en
NI = het noemerinkomen bestaande uit het belastbare inkomen uit sparen en beleggen zoals dat na toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 is vastgesteld.
Stel een vraag: