Een vrouw ontvangt in 2018 uitkeringen vanuit een lijfrentepolis. De verzekeraar creëert verwarring door aan te kondigen dat er 52% loonbelasting op de uitkering zal worden ingehouden. De vrouw vraagt hiervoor een voorlopige teruggaaf. Uiteindelijk blijkt er echter geen loonbelasting te zijn ingehouden. De inspecteur corrigeert dit in de definitieve aanslag over 2018. Dit betekent dat de vrouw de eerder ontvangen voorlopige teruggaaf moet terugbetalen. De vrouw is het hier niet mee eens en gaat in (hoger) beroep.
De inspecteur benadrukt dat er uiteindelijk geen loonbelasting is ingehouden op de uitkering. Hierdoor bestaat er geen recht op een teruggaaf. De inspecteur ontkent verder dat er sprake is van partijdigheid, privacyschending, discriminatie of overschrijding van de redelijke termijn. Het hof oordeelt dat de correctie van de inspecteur rechtmatig is. Zonder daadwerkelijke inhouding van loonbelasting is er geen grond voor een teruggaaf.
Stel een vraag: